Als regering en parlement wetten maken en beleid ontwikkelen en uitvoeren, hebben ze soms behoefte aan advies van deskundigen buiten het ambtelijk apparaat. Daarvoor kunnen adviescolleges of adviescommissies worden ingesteld.
Het adviesstelsel bestaat uit verschillende soorten onafhankelijke commissies, zoals ad-hoc evaluatie- en onderzoekscommissies, commissies van bezwaar en commissies die adviseren over de uitvoering van beleid. Wanneer adviescolleges adviseren over beleid of wetgeving, is de Kaderwet adviescolleges van toepassing.
Nadere afspraken voor adviescolleges staan in twee handreikingen:
De Kaderwet adviescolleges geeft algemene regels voor de instelling van en de omgang met adviescolleges. Adviescolleges die adviseren over beleid en wetgeving van het Rijk vallen onder de reikwijdte van de Kaderwet.
De Kaderwet heeft de volgende doelstellingen:
versobering en transparantie van het adviesstelsel;
de scheiding van advies en overleg en daarmee het herstel van het politieke primaat en verheldering van de politieke besluitvorming;
de verbetering van de politieke aansturing van adviescolleges.
Om een wildgroei aan adviescolleges te voorkomen, moeten alle besluiten tot instelling van een adviescollege die vallen onder de Kaderwet worden ondertekend door de minister van BZK. De instelling en samenstelling van alle onafhankelijke commissies moet in de ministerraad behandeld worden.
De Kaderwet adviescolleges onderscheidt de volgende drie typen adviescolleges:
vaste adviescolleges (artikel 79 Grondwet en artikel 4 Kaderwet);
tijdelijke adviescolleges (artikel 5 Kaderwet);
eenmalige adviescolleges (artikel 6 Kaderwet).
De Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk geeft ieder jaar een overzicht van de adviescolleges die onder de Kaderwet vallen. Zo wordt inzichtelijk hoe het adviesstelsel zich ontwikkelt. Het kabinet blijft sturen op een maximumaantal leden van tien. Elk departement houdt op de website een overzicht bij van alle commissies en colleges die het ingesteld heeft.
Blijf terughoudend omgaan met het instellen van eenmalige en tijdelijke adviescolleges door een betere benutting van onderzoekscapaciteit van de vaste adviescolleges.
Deze optie is ook van toepassing op het instellen van commissies/colleges die buiten de Kaderwet vallen.
Blijf investeren in een gezamenlijk voortraject (formuleren van goede kennis- en onderzoeksvragen) en een gezamenlijk natraject om de doorwerking van adviezen in beleid en wetgeving te bevorderen.
Het eerste punt kwam eerder aan de orde in een brief van het kabinet uit 2006. Daarin staat dat regelmatig ad-hoccommissies worden gebruikt – met namen als platform, expertiseteam of klankbordgroep. Zij vallen vaak niet onder de Kaderwet adviescolleges. Het kabinet spreekt af om terughoudend om te gaan met het instellen van dergelijke ad-hoccommissies – in welke vorm en onder welke vlag dan ook – en taken zoveel mogelijk bij bestaande permanente (advies)colleges te beleggen. Dit is ook in lijn met de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Halsema over terughoudendheid bij het instellen van eenmalige ad-hoccommissies (29 508, nr. 3).
Vergoedingen adviescolleges
De eerstverantwoordelijke minister stelt de vergoeding aan de voorzitter en leden van adviescolleges vast, rekening houdend met de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. De vergoeding kan per vergadering of als vaste vergoeding per maand worden vastgesteld.